...maar 'n gedig is 'n duisend prentjies werd...en hier volg drie
(grafiese) illustrasies (-:
Mensenkermis
Een loopgravin
roert tederlicht
de snaren van
haar bikkelharp.
De graaf doet
braaf zijn medeplicht
terwijl een
stokpaardje wat notenbalkt.
Een steenkapper
knipt korterhand
een kinderkopje
knikkerkaal;
een molenaar en
zijn gemaal
gaan wentelwiekend
door het land.
Een boreale
eco-gnoom
gespt boos haar
groene gordel om
en konkelfoetert
zonder schroom
het tijdsgewricht
los uit de kom.
Hapgrage
hebgieren cijferen nijver
doen met hun
dividenden enkel divideren -
aldus althans de
pakkenzittenblijver,
de jansaliegeest
uit op clicheren.
Een dichter geeft
een boekanier
die de versregels
heeft overtreden
gestreng van zijn
tongriemkarwats.
In lamlendiglijk
bedaagde serviceflats
herkauwen
ex-levensatleten hun verleden
en verwezen tot
pantoffeldieren.
Voorts: een
sherpa en zijn schobbejak,
een luchteling
die langzaam overdrijft
en zijn nest
bouwt in een sleutelbos.
Een transgendarm
zonder matrak,
smoellichamen die
niet beklijven -
een goeie vondst
maar total loss.
een lanterfant,
een waterlander,
een
bommenwerpster, een radicale salamist,
een depressiefje
en een vooruitgangsfetisjist,
een kattenbakker,
een wierookbrander
een kuitschieter,
gebenedijd ---
een
waterkanshebber die desondanks
deelneemt aan een
poëziewedstrijd.
(Freek)
Gie vi my ’n baby
Jy vra my eendag wat poetry is
’n Attempt ommie wêreld te contain
in so min woore as moontlik
Toe ek sien jy verstaanie
Het ek ’n quote met jou gedeel
Nie die woore van Alexander Pope
of Walt Whitman ie
Maa die van my vriend Pangatollie,
"My broe ek wil noggie kondom ansit
Daa wys hai goose my, 'Gie vi my ’n baby'
Toe gie ek ha ’n baby, sy willit han hê."
En nou êrens oppie Cape Flats
loep daa ’n klein laitie rond
wie die son, die wind ennie
rien virrie eeste ke gevoel et
Wie honge, fear, pyn, joy,
liefde en haat gan ken
Wie gan liewe en doodgan
Dais poetry, min of meer
(N Trantraal)